Op 1 juni 2021 wees het Hof Amsterdam arrest in de zaak over het gebruik door de UvA van het online surveillance programma Proctorio.
Klik hier en bekijk de uitspraak op uitspraken.rechtbank.nl
De Centrale Studenten Raad had onder andere voorgelegd of het gebruik van het programma voldoet aan het noodzakelijkheids-, doelbindings- en dataminimalisatie vereiste van de AVG. Het ging daarbij vooral over de roomscan, eyetracking, gezichtsherkenning, gedragscontrole en geautomatiseerde identificatie, voor wat betreft toestemming voor het verwerken van bijzondere persoonsgegevens en beveiliging.
Het hof besloot dat het gebruik van het programma tijdens de COVID 19 lockdown maatregelen voldoet aan de AVG en het EVRM (ov 3.3.2 (met typo art het art 6 lid 1 sub e AVG betreft), ov 3.4.1 en ov 3.5.2 Indien de noodzaak van online tentaminering komt te vervallen dan ontstaat wel een geheel ander debat dan thans gevoerd). Hiermee hebben studenten een grote stap gezet in het debat omtrent online proctoring.
Hieronder volgen kanttekeningen over de argumentatie van het hof, die dus in z’n geheel het kader van een voorlopige voorziening tijdens de lockdown moet worden gelezen.
De studenten hebben nog een stukje gewonnen in dat de UvA duidelijk verantwoordelijk wordt gesteld voor het gebruik van de technologie (para 3.3.9) en falende techniek niet mag afwentelen op studenten, ook niet in de lockdown.
Over de roomscan, wordt er door het hof vanuit gegaan dat het te ver zou gaan, ook in de lockdown. Hierin hebben studenten ook een stukje duidelijkheid kunnen creëren. Echter, in de feiten wordt nog steeds uitgegaan van de door de UvA voorgestelde scenario dat er geen roomscan wordt gedaan, ondanks tegenbewijs. Dat tegenbewijs was voor het hof een incident (ov 3.3.5). We lezen in NRC (in dit artikel) dat de UvA heeft toegezegd na het arrest geen roomscan meer te gebruiken.
Er wordt aan een aantal punten door het hof niet toegekomen. Mogelijk is dat vanwege het kader van de voorlopige voorziening.
Ten eerste wordt helaas aan het onderwerp ‘geautomatiseerde gezichtsherkenning zonder toestemming’ in het arrest geen aandacht besteed (para 3.3.11 gaat over slechts identificatie naar ras en religie).
Het Hof toetst in para 3.3.4 helaas niet op het dataminimalisatie beginsel. Dat wil zeggen, de vraag komt niet aan bod of het noodzakelijk doel te bereiken is zonder eyetracking, keystroke recording, gezichtsherkenningssoftware en een black box algoritme op gedrag? Ook in para 3.3.7 gaat het hof niet in op de vraag of studenten onder de AVG recht hebben op informatie vooraf over of er inderdaad gezichtsherkenningssoftware wordt gebruikt en dat er aan geautomatiseerde gedragscontrole wordt gedaan.
Het hof verwerpt in para 3.3.6 het argument dat er alternatieven zijn met de bevinding dat niet concreet is gemaakt dat er voor elk soort tentamen een werkbaar voldoende fraudebestendig alternatief voor handen is waardoor de inzet van Procotrio volledig overbodig zou zijn. Die bevinding is slecht te volgen. Ook juist in een voorlopige voorzieningsprocedure. Immers, er zijn concurrerende producten met alternatieve werkwijzen en die door universiteiten worden ingezet en die in het geding onder de aandacht van het hof zijn gebracht. Ook hebben studenten onder de aandacht gebracht voor welke tentamens Proctorio onnodig is ingezet.
Voor wat betreft de beveiliging van de data, ging het hof helaas niet in op dat er aan het gebruik van Google Chrome aan bekende en onder de aandacht gebrachte veiligheidsproblemen kleven in 3.5.3. Ook ging het hof voorbij aan de consequenties van de Schrems II uitspraak in para 3.3.8 die onder de aandacht waren gebracht.
Het hof ging helaas niet in op het discriminatoire aspect van het ontbreken van toilet mogelijkheid. In para 3.3.10 wordt het afgedaan met de (onjuiste) bevinding dat er ook in de tentamenhal geen gebruik mag worden gemaakt van het toilet.